Cognates Doublets in Dutch + Danish/Swedish languages
I love to watch Danish and Swedish crime movies on TV. And I marvel at the close proximity of my own language, Dutch / Nederlands to both the Danish and Swedish languages. Sometimes as close as 3% of the words. Sometimes even half a sentence.
Then I decided to filter out and discard the words that sound practically the same in German + Dutch + Danish + Swedish, and so I end up with this Venn diagram. The list below are words in the grey area. Spelling may be a bit different but the sound is nearly identical.
Wapenbezit. Praten met mij. Een tikkende bom. Jorig=jarig. Inbraak. Voetsporen Doodsoorzaak. Maar Werkzaamheden eendenborst levende. sloeg. bemanning. winst. Kok. Schildpad. Opmerkzaamheid. Kom eraan Maandag Nu. Klaar. Beloven. Misschien. Aanleg. Indruk. Vindplaats. Rolverdeling. Moordwapen. Kom uit. Hal. Vingerafdrukken. Kattenpis. BVaststellen. Mishandeld. Walnoten. Moesje (moeder). Eenzaamheid. Vast Winterjas. Koevoet. Schoorsteen. Tanden. Vieren. Overleefd. Weet. Koppel. Oorzaak. Borsten. Vernuft. Penningen. Vertellen. Tolk. Verpesten. Heel. Grafsteen. Winnen. Klaar Straks. Overleven. Hoop winst. Trap. Splitsing. Vernederend. Doorbraak. Hanteren. Perron. Overige. Vastzetten. Samen. Minder. Kort. Verkeerd stakker. Ellende. Tegoed. Bang. Uitkomst. Roofdier. Klaar. Minstens. Hanteren Strafblad. Help! Hou op! Verschillend. Leiderschap. Pik. Zandkorrel. Overmacht. Bevestigen. Schaaldieren. Bloedbad. Ontslagen. Verdelen. Minder. Overleden. Wetenschap. Niet nu. Halve winst. Aandeel. Minderheid. Minderheidsaandeel. Eenzaam. Duur. Klaar. Klaar. Bewaken. Zaak. Gas- rem. Lang genoeg. Waarschuw. Inkomsten. Help. Instelling. Tang. Hopeloosheid. Vast. Rekening. Heel veel problemen. Minder. Winst. Aankomst. Verachten. Serveerster. Bloeden. Verbandtrommel. Alleen. Huren. Werkzaam. Stembanden. Werkzaamheid Niet nu! Proppen. Zwak. Ovenvers. Juk. Kat aantal. Behoefte. Gekleed. Kom even. Landmeter. Vrede. Papa. Daar. Eenheden. Persoonlijk. Boer. Kleren. Klasgenoten verlaten. deksel. Rechtszekerheid. Met mij. Afspraak. is afspraak. Bloedprop. Spoed. Pen. Week. Inbraak. Smeris. Ons inzicht. Verzoening. Tien. Stuurman dal Mild tuin. eenzaam. Triest. Ter zake! Trek. Misschien. Mededelen. Ziekmelding. Samenwerken. Voorsprong. Keuken. Misverstand. overdreven. Beter. Eigenwijs (igenwisa). Beginnen Vakbond. Kort. Verkeerd eenzaamheid. Reklame. zwakheden. Verkeerd indruk. verkeerde Documentmap trekken Verschrikkelijke. Ben je wakker? Uitslagen. Klasgenoten. Verbandtrommel Teken. Zit stil! Hoop levend. bleek. tekortkomingen. klaar. Praten. Tot ziens. Klopt Bang. Jas aan! Verhuisdozen Behandeling Kantoor. Onzeker . Voetbad, beklaag. been. Smaken. Smaak. Kraan. Dubbele. Kleren. Klaar Droom. Op en neer . Tafel. Kalf. Godinnecursus. verklaring. Daar. Drink. Manschap. Wist belofte. meer. Trui. Voet. Vertellen. Kort. Schaam. Weigerde. In de steek. Bloedverdunner. Overtreding Doorbraak. Hele dag. Straks. Wapen Verklaring. Smerig Stembanden. Bestelling. Pril. Waarom? Bijwerkingen. Samenhang. Klaar. Vaststellen. Vader affaire. Zwart-wit kraan. smaak. Past op mij. Laatste. Verschrikkelijk. Hoezo? Tekenen. Weet u? Ondraaglijk. Persoonlijk Nu. Zoek een boek. stakker. Sterk. Muur. Afbreken. Borduren. Stom. Dom. Afdeling Aankomst. Bang. Proost. Nachtzoen. Hindernissen juridisch bindend. Pikzwart. Verschrikkelijke Voetnoot. TV. Met mij. Hoezo? Die ene. Inbraak Breekpunt. Boektournee. Ontslagen. Steenrijk. Kop koffie. Zelfmoord. Levend. Dochter. Voetspoor. opdrachtgever. Wat wil u weten? Zuster Waar? Kus. Beklemd. Ok. Boek. Beloven. Onderweg. Bang. Minste Niet. Wit zwart. Praten. Spoorloos. Verhitten. Hulpeloos. Misschien. Kraan. Nachtmerrie. Teken. Overwegen. Zuster. Dwang. Bel me, ok? Voorzichtig. Vernedering. Ontwikkeling benen. Halsband. Dubbel? Weet. Een voor een. Verklaren. Vertellen. Zekerheid. Tand. Recensenten. Leveren. Verhoor. Kramp. Ondertekenen. Vertellen. Brandweer. Ritme. Manouvreren. Kwart. Vertellen Waarover? Levende erfelijk verwringen. droom. Inbraak. Bruiloft. Broer. Dagboek. Altijd. Mening. Keuken hele dag. Wit. Allenig. Opvatten. betalen. Obstinaat. Klokke half drie. Redden. Eten. Kwart over tien. Een been. Slap. waar. bewaking. Spelende. winst. misstap musea. Verpest. Strafblad. Meer. Vervallen. Met. Zwak. Waterleidingen. Eenzaam. Negen zaken. We zitten eten. Appel. Haai. Kluns. Signalement Opstanding Eenzaamheid. Kom zitten. Spelen. Hanteren. Week. Zes weken. Verpest Verlos. Vertel. Bewaak. Help werken, papa. Koppeling. Klaar. Bevel. landingsbaan. Spook. Verhuis. Vrijdag. Karton. Zeker. Kus. Spannend. Mening. Overal. Weet. Klokke elf. Woont. Eenzaam. Hopen. Leg neer! Opdracht. Broer. Ook Praten. Best betaalde. Paljas Afwachten. Korte straf. Mishandeld. Hele dag. Aanval. Voetspoor. Nee. Vrome man. Mislukking. Kok. Precies. Betalen. Voorzichtig. Hopen. Tandenborstel. Waardetransport. Leefde. Verklaren. Organisatie. Overheid. Dwars. Strekken de benen. Leven. Onbehaaglijk. Praten. Vingerafdruk. Zet neer. Laat ons… Sleepspoor. Omzet. Altijd. Kleren. Speel. en mij. speelhol. Niet klaar. Ze leefden. Hele familie. Dus. Misschien/Miskien. Pik. Klaar. Scherp. Kip. Voorschot. Voelen. Duur. Ervaring. Aardolie. Werken. Moordwapen. Afdelingen. Oorzaak. Waarde. Leg neer! Opmerkzaam. Klaar. Laatste dagen. Gemeenschappen
Zegt op (opzeggen).
Onwetenschappelijk. Begrafenis.
Verkeerde. Verklaring. Vervalsen.
“Precies dezelfde” heette. Olie. Olie-industrie. Opvatting. Complementerende.
“Ik weet het niet” samenhang, samenwerking. Praten. Daar. Lagere.
Sneeuw, Slaap. Alleen. Rolstoel. Leg neer, luier, Schaafplek, hoop, achtbaan, overmorgen, bezwaren, bewapend,
“Mijn broers zoon”, vader, koevoet,
Hoop, trekken, maagzuur, vernederend, vuil spel, klaar, meende, kraan, mama, straks, heel zeker. Deel 2. Omringen.
“Een hele koe”. Vader. Voordelen.
Sta stil! Heel zeker!